De meest effectieve therapeuten blijken te beschikken over zeer goede Facilitative Interpersonal Skills (FIS) (Wampold et al, 2017; Anderson et al, 2009). Deze vaardigheden houden in dat zij zaken goed kunnen verwoorden, goed met emoties overweg kunnen, overtuigend zijn, mensen hoopvol kunnen stemmen, een goede verbinding met de cliënt kunnen vormen en behouden, empathisch zijn en dat zij zich goed kunnen focussen op het probleem van de cliënt. En dat juist ook goed kunnen bij mensen die het moeilijk vinden om relaties te vormen of aan te gaan. Het is echter niet zo dat de meest effectieve therapeuten over een aangeboren begaafdheid hierin beschikken. Het zijn gewoon bijzonder goed ontwikkelde vaardigheden en het onderzoek van expertiseprofessor Anders Ericsson laat zien dat je met de juiste training en doorzettingsvermogen vrijwel elke vaardigheid kunt leren en verbeteren (Ericsson & Pool, 2016).

Wat is echter de juiste training? Je kunt beginnen door naar de bovengenoemde elementen van FIS te kijken en te onderzoeken waarin daarbij voor jou verbeterpunten liggen. Vervolgens proberen daarbinnen kleine doelen voor jezelf te stellen en proberen daar doelgericht en doelbewust aan te werken. De grenzen van je kunnen in hele kleine stapjes proberen op te rekken. Dus uit je comfortzone komen. Daarbij proberen te leren van fouten en een soort feedbacksysteem op te zetten. Bijvoorbeeld een sessie filmen en stukjes terugkijken, zelf of met een coach/supervisor. Daarbij aandachtspunten selecteren en bekijken hoe je daar binnen en buiten de sessies aan verder kunt werken. En daar dan mee door blijven gaan, opnieuw en opnieuw. Je bent nooit uitgeleerd.

Het vergt echter wel doorzettingsvermogen en het is niet comfortabel buiten je comfortzone. Hoe hou je dat vol? Daarbij is er in onze gewone dagelijkse behandelpraktijk ook nog eens een enorme mate van onzekerheid en ambiguïteit. De praktijk is toch iedere keer weer anders dan de theorie ons in onze handboeken voorspiegelt. Ik moet altijd denken aan de spreuk: “in theorie is er geen verschil tussen theorie en praktijk. In de praktijk wel”. De praktijk kan al enorm veel van ons vergen, laat staan dat we dan ook nog aan onze verbeterpunten moeten gaan werken.

Het is ook een tamelijk bijzonder vak. We vormen intensieve en hechte relaties, eenzijdig gericht op de ander, waarbij alle narigheid van het leven in alle emotionele heftigheid langskomt, daarbij probeer je iemand tot hulp te zijn en probeer je ook zo snel als mogelijk weer overbodig te zijn. In iedere start van een behandeling ligt ook direct weer een afscheid besloten. Hechten en onthechten. En dat weer iedere sessie opnieuw, uur na uur, dag na dag, week na week, jaar in jaar uit. Ik vraag me wel eens af wat dit allemaal doet met mijn persoonlijke relaties buiten het werk. Raakt mijn relationele spier niet overbelast of uitgeput en kan ik nog wel normale persoonlijke relaties onderhouden? En juist die relaties zijn zo belangrijk om niet uitgeput en leeg te raken en dan dus juist weer minder goed in staat te zijn om de therapeutische relatie aan te gaan en te faciliteren. Het is daarom essentieel om ook manieren te hebben om goed te herstellen van de krachtsinspanningen van het therapeutisch werk.

Ik probeer al vele jaren te werken aan mijn therapeutische vaardigheden en geef daar ook al jaren trainingen over. Een belangrijke focus is dus om te werken aan de faciliterende interpersoonlijke vaardigheden. Proberen steeds uit je comfort-zone te komen, fouten te maken en daarvan te leren. Je kunnen steeds verder op te rekken. Daarbij is de dagelijkse behandelpraktijk en ook het persoonlijke leven echter ook een realiteit. De rek dreigt er soms een beetje uit te raken. Het is natuurlijk een cliché dat je alleen goed voor anderen kunt zorgen, als je eerst goed voor jezelf zorgt. In hoeverre volgen wij therapeuten (en eigenlijk alle relatie-intensieve helpende  beroepen) dit zelf goed op? Het hoge aantal burn-outs in de zorg (en onderwijs), doet het ergste vrezen…

Om een betere therapeut te worden is het ook belangrijk om tijd te maken om te herstellen en op te laden. Om je veerkracht en compassie op peil te houden  (Skovholt et al, 2016). Een goede balans te vinden. Een goede therapeut zorgt ook goed voor zichzelf, zoals een vakman ook met zorg en aandacht met zijn gereedschap omgaat.  Daar zie ik voor mezelf de komende tijd de meeste uitdagingen en ga ik mee aan de slag.

Ik ben benieuwd naar de ervaringen van anderen of wat je hiervan vindt. Hoe houdt jij het vol? Van elkaar kunnen we leren. Samen kunnen we werken aan een effectievere en menswaardige GGZ (zowel voor cliënten als therapeuten)! Maar nu ga ik eerst even wandelen…

 

Referenties

Anderson, T., Ogles, B.M., Pattersons, C.L., Lambert, M.J., & Vermeersch, D.A. (2009). Therapist effects: Facilitative Interpersonal Skills as a predictor of therapist succes. Journal of clinical psychology, 65(7), 755 – 768.

Ericsson, A., & Pool, R. (2016). Piek. Hoe gewone mensen buitengewoon kunnen presteren. Houten: Spectrum.

Skovholt, T.M., & Trotter-Mathison, M. (2016). The resilient practitioner. Burnout and compassion fatigue prevention and self-care strategies for the helping professions (3rd edition). New York: Routledge.

Wampold, B.E., Baldwin, S.A., Grosse Holtforth, M., & Imel, Z.E. (2017). What characterizes effective therapists? In: L.G. Castonguay, & C.E. Hill (Eds.) How and why are some therapists better than others?: understanding therapist effects. American Psychological Association.